top of page

Een briefwisseling met Loek Zonneveld

 

 

Het begon met een recensie van Loek Zonneveld waarin hij mij beschuldigde van ijdel winstbejag. In mijn optiek was niet de negatieve recensie, maar vooral de aanmatigende stijl een recensent onwaardig.  Het stond vol ongenuanceerde uitlatingen als : ‘Jon van Eerd (u weet wel) heeft het met zichzelf getroffen’, en ‘wie heeft Pamela Teves wijsgemaakt dat ze kan acteren?’ Zonneveld eindigde met de verklaring dat hij op de terugweg van het theater het liefst onder de tram was gesprongen.

 

Zoals zo vaak wilde ook Zonneveld het geheel af doen met: ‘jij vindt dit, ik vind dat – klaar’. Maar dat dit per definitie een ongelijkwaardige discussie is waarbij de recensent zijn eigen platvorm heeft waarop hij onbeperkt kan publiceren ‘wat hij vindt’ en waarbij de theatermaker met de mond gesnoerd aan de kant staat, was voor mij aanleiding een briefwisseling aan te gaan. Met name ook omdat Zonneveld zich verdedigde door te melden dat hij slechts een kleine lezerskring had; dus waar maakte ik mij druk over? Deze wel zeer wonderlijke uitspraak riep bij meerdere vraagtekens op. Vond hij zijn werk niet belangrijk genoeg? Of mij? Het werd een briefwisseling waarin ik ben begonnen met het maken van een tekstueel cynische blauwdruk van de recensie. Ik spiegelde daarin Zonneveld's woorden.

 

Voor een volledig begrip van mijn eerste brief aan Zonneveld hier eerst zijn 'recensie'.

Amsterdam, 9 januari 2005

Beste Loek,

 

Gezien je site ben ik net zo'n vakidioot als jij.

Ik heb dan ook met grote interesse je artikel

over ''de Tante van Charlie'' gelezen.

Beschouw onderstaande brief alsjeblieft als

een opening voor een discussie.

 

Vriendelijke groeten

Jon van Eerd

 

“We hebben een slechte recensie…” riep een collega toen ik de bus instapte. Het zou weliswaar de enige zijn in de reeks van deze productie, maar toch reageerden wij een beetje kriegelig. Een slechte recensie is nooit leuk, en doet je toch altijd meer dan je wilt toegeven.

Toen ik het artikel gelezen had was ik alsnog opgelucht. Het ging hier niet om een slechte recensie voor/over ons maar om een slechte recensie ván Loek Zonneveld.

 

Er moet iets zijn wat de recensent doet denken dat zijn of haar visie op het theater van belang is. Deze vraagstelling wordt zwaar op de proef gesteld als het ook nog om een diffuus doel gaat. Nu heb ik nooit het verschil tussen een goede en een slechte recensie vast kunnen leggen. Noch mijn Britse theaterachtergrond, noch mijn dramaturgische vorming hebben mij hierin ooit echt kunnen helpen.

 

Je zou kunnen zeggen dat een goede recensie er een is die goed onderbouwd en met duidelijke argumenten, de subjectieve willekeur van een persoon weet te ordenen.

Een slechte recensie in de pure betekenis is er dus niet een die negatief schrijft over productie of acteur. Dat is slechts in de optiek van de acteur een slechte recensie.

 

Ik word zo moe van betweters die te klein zijn om te schrijven naar de waardigheid en elitaire maatstaven die ze voorstaan. Wees op z'n minst trouw aan je eigen behoefte aan opgeschroefdheid. Wat dat betreft lees ik tien keer liever een goed roddelblad. Roddelbladen staan tenminste onverbloemd achter hun techniek!

 

Dus wie heeft tegen Loek Zonneveld (u weet wel…) gezegd dat hij kan wegkomen met een pretentieuze, quasi-wetenschappelijke recensie waarin hij zichzelf ook nog veroorloofd om zonder gedegen onderzoek inhoudelijke fouten te maken, en waarin hij tevens de amateuristische arrogantie heeft zijn persoonlijke maak te laten domineren boven het objectief constateren van de feiten?

 

Of behoort dit tot de schrijftechniek die als doel heeft het pure divertissement?

De volgende keer na de borrel toch nog even blijven stilstaan op die trambaan?

 

Jon van Eerd

 

 

9/1/2005

 

Beste Jon,

Of dit een volwassen discussie wordt weet ik niet. Ik ben dol op volwassen discussies, heb na het schrijven van mijn bijdrage in de Groene met belangstelling de juichende recensies van collega's gelezen, en constateer eigenlijk voornamelijk dat ZIJ zich in meerderheid, wat heet, in overgrote meerderheid kostelijk hebben vermaakt, en ik niet. Ik kijk al veertig jaar met ongegeneerd plezier naar toneel, schrijf over toneel sinds het begin van de jaren zeventig, met een even onbeschaamd plezier. Zoals ik met plezier les geef aan jonge aspirant acteurs en regisseurs, over de geschiedenis van het toneel. Dat maakt mij nog niet per definitie tot betweter, of een elitaire scribent, die 'te klein is om te schrijven naar de waardigheid en elitaire maatstaven die ze voorstaan'. Dat ik probeer te beschrijven hoe ik kijk, en van waaruit ik kijk, maakt me niet 'elitair' (wat is dat trouwens, elitair kijken naar toneel?) en de waardigheid van het toneelverslaggeversvak poog ik in ere te houden. Tot die waardigheid hoort dat ik het mijn lezers meldt, dat IK op een avond niet werd aangeraakt door de prestaties van de toneelspelers. Ik meld er bij dat het publiek om me heen me massaal ongelijk gaf. Daarbij laat ik het publiek en mijn eigen kijkgedrag - noem het smaak, kan ook - in waarde. Daarom hou ik ook helemaal niet van roddelbladen, omdat ze onverbloemd staan achter een techniek, die steeds EEN techniek is, namelijk roddelen. Ik hou niet van roddelen. Is ook een kwestie van smaak, misschien? Zoals het jouw volste recht is mij te betichten van pretenties, quasi-wetenschappelijkheid en amateuristische arrogantie (bestaat er ook professionele arrogantie, trouwens?). Mijn persoonlijke smaak is een smaak en niet per definitie een wansmaak. Aan het objectief constateren van feiten ('zo moet een klucht dus gespeeld worden', zoals een aantal collega's constateren), doe ik niet. Mijn taak is het om verslag te doen van (1) wat ik zie en meemaak (2) wat het me doet en eventueel daaraan (3) een oordeel te hechten. Dat oordeel was in het geval van DE TANTE VAN CHARLIE vrij hard. Dat oordeel zat en zit vol ergernissen. Die meld ik. Allemaal. De kortste omschrijving van de verhouding tussen toneelmakers en een toneelverslaggever is ooit door een acteur/regisseur omschreven als: 'WIJ MAKEN EEN FIK, EN JIJ VERSLAAT HEM'. Ik vind dat wel een mooie omschrijving. De discussie over het resultaat van die verhouding (oogstrelende recensies versus hardhandige) zal uiteindelijk wel altijd in een doodlopende steeg eindigen. Jij speelt Thomas' klucht op een voltage van 440, ik beleef daar geen plezier aan - sterker nog, ik werd er he-le-maal gek van - ik bespeur ijdeltuiterig effectbejag, jij bespeurt elitaire pretenties. Klaar. We zijn het niet eens - hoeft godzijdank ook helemaal niet - en  we bewegen ons beiden in het publieke domein dat tegenwoordig zo gekoesterd wordt als 'de vrijheid van meningsuiting'. Jij maakt met jouw ploeg jouw fik, en ik versla die fik. Zo liggen de verhoudingen. Als ik Moliere erbij haal of Bredero, dan zie jij quasi-wetenschappelijkheid. Kan. Is allemaal goed. Voor mij is het contekst. Een toneelverslaggever is voor mij een bruggenbouwer tussen toneelmakers en publiek.In die communicatie willen er nog wel eens wat bruggenhoofden sneuvelen. Het geestige is dat in die slagenwisselingen het publiek altijd gelijk heeft. En dat is maar goed ook, want voor het publiek wordt het toneel, ALLE toneel gemaakt. De toneelverslaggever bespeelt in het orkest van de toneelmakers en het publiek EEN instrument: zijn onafhankelijke kijk, soms: zijn onbarmhartige wijze van zien en ervaren. Ik wens je nog veel plezier tijdens de toernee met DE TANTE VAN CHARLIE. En doe Maarten Wansink mijn hartelijke groeten. Speel je nog eens Moliere? Of Nestroy? Of is dat een op voorhand quasi-wetenschappelijk verzoek?

Hartelijke groet Loek Zonneveld

 

10/1/2005

 

Beste Loek,

Het doet mij deugd te zien dat je de humor hebt ingezien van mijn reactie op jouw recensie. (Kan ik misschien toch nog grappig zijn).

Maar zoals ik in mijn brief schreef heb ik geen problemen met het feit dat jij de productie het liefst in de fik zou steken. Ieder zijn smaak en voorkeur. En dus is mijn oordeel over jouw wansmaak niet op zijn plaats. Zoals je zelf schrijft is jouw persoonlijke oordeel een smaak en niet perse een wansmaak. Maar dat kan ook niet. Het is een te subjectief gegeven om dat zo te kunnen poneren. In dit vak IS niet altijd iets perse wat we denken dat het IS, toch?

 

Ik ben met opzet niet op de details van jouw recensie ingegaan. Juist omdat dat er nou in het geheel niet toe deed. Mijn probleem ligt niet bij de kritiek op onze productie 'an sich' maar bij de manier waarop hij beschreven wordt. Jij was duidelijk kwaad om wat je zag. Dat recht heb je vanzelfsprekend. Je hebt ook het recht om dat op een boze manier onder woorden te brengen. Jij bent niet de enige die we niet kunnen vermaken met deze stijl. Het is nou eenmaal een heel specifieke stijl van spelen, die in Engeland eind jaren zestig is uitgewerkt en die wij hebben gemeend te vormen zodat we oud publiek handhaven en jong publiek opbouwen. Een synthese tussen ''Carry On'' en "Monty Python''. ''Fawlty Towers''.

Maar dan is het mijn recht om te vragen waarom je zo kwaad was? En vooral ook waarom je dat op deze intens onwaardige en ongenuanceerde manier hebt ge-uit? Als je zo kwaad bent kun je beter niet schrijven?

 

Je hebt helemaal gelijk met je stelling dat een welles-niettes-discussie een doodlopende weg zal zijn. Daarom ga ik ook niet zeggen dat er toch wel IETS aan mijn timing zal moeten kloppen als zalen vol in Nederland er wel van genieten! Voor jou gold dat nou eenmaal niet. 'Basta!' Ik heb ooit een versie van ''Noises Off'' gezien, geregisseerd door Bruun Kuijt, waarin mijns inziens de spijker helemaal was gemist. Nu wilde het toeval dat de zaal het in dit geval met mij eens was, maar de poging om het concept aan te pakken was een nobel streven, en moet op haar waarde worden ingeschat. Toen was ik het die woedend en walgend de zaal uitliep: "Hoe durfden ze een goede komedie zo te mishandelen?! Wat een schande!" Maar na die woede kwam de discussie, en die was vele malen interessanter.

 

'Elitair kijken naar toneel' is voor mij het met gekende blik analyseren van een voorstelling. Dat is hoe dan ook elitair. Daar kun je niet omheen. Maar het wordt diffuus als er andere elementen gaan meespelen. Zo is boosheid in een artikel best te begrijpen, maar zeker niet wetenschappelijk. En zo ook behoren ongemotiveerde stellingen zoals "En wie heeft in vredesnaam de actrice Pamela Teves (...) ooit wijsgemaakt dat ze kan acteren" eerder tot een roddeltechniek dan iets anders. Als bezield lezer wil ik dan argumenten zien. Black&Deckers en ..'u weet wels...' zijn voor mij geen argumenten die ik serieus kan nemen.

 

Dat het geschreven woord zo eenvoudig verkeerd geïnterpreteerd kan worden is wel duidelijk als jij denkt dat ik je beticht van quasi-wetenschappelijkheid om de verkeerde redenen. De quasi-wetenschappelijkheid ligt bij mij zeker niet in het aanhalen van Molière of Bredero. Integendeel, eindelijk iemand die de geschiedenis van de klucht kent. Het woord 'quasi' komt voort uit het feit dat ik niet weet hoe ik jouw recensie moet lezen. Ik wordt niet ''beleerd'' maar ''beledigd" en dat terwijl jezelf toegeeft de enige in het publiek te zijn die er anders over denkt. Tevens was het bedoeld als knipoog naar jouw ''constatering'' van mijn ''quasi-gevoel-voor-humor". Bovendien heb ik er niets aan als je John Inman noemt die immers een geheel andere rol in een geheel ander stuk speelde. Het oorspronkelijke stuk was inderdaad veel meer een ensemble-stuk. Een traag, door de rol van een vriend (en dus niet een butler!) bij elkaar gesproken epistel dat mijns inziens niet anders anders meer gespeeld kan worden dan vanuit een historische interesse (hetgeen overigens mateloos interessant kan zijn). Bovendien... feiten op een rij: John Inman speelde daarin niet de rol van de butler, en de butler speelde niet de rol van de Tante!

 

Aha! Nu heb ik het toch nog over het product en minder over het fenomeen recensie, waar het in eerste instantie mee begon. Ik wil mijn mening totaal niet opdringen en ik heb er geen behoefte aan jou te proberen overtuigen hoe geweldig onze voorstelling zou zijn. Wij leven bij de gratie van de spanning, en daar moeten ook tegenstanders en criticasters bij zijn. Jij mag walgen zoveel je wilt. Je mag kiezen voor 100 volt, 50 volt of accu. Maar de waardigheid houdt de discussie zoveel interessanter. Met stront gooien doen ze maar bij de roddelbladen. Daarom daagde ik jou ook bewust uit door te spreken over jouw vermeende ''wansmaak'' . Het is hetzelfde als zeggen dat ik het zo met mezelf getroffen heb. Ga ik schrijven dat jouw levensgrote handtekening op je site nogal ijdel is? Wat een onzin! En bovendien gaat het helemaal niet meer waar het over zou moeten gaan. Wat zou in jouw optiek deze voorstelling nodig gehad hebben? Welke benadering zou jou boeien?

 

Je zegt dat een toneelverslaggever een bruggenbouwer is tussen toneelmakers en publiek waarbij in de communicatie nog al eens bruggenhoofden sneuvelen maar waarbij het publiek uiteindelijk gelijk heeft. Als jij van deze verantwoordelijke taak overtuigd bent moet je niet vergeten dat bij het bouwen, of in dit geval ondermijnen, van die brug het publiek wel de kans moet krijgen er over heen te gaan.

 

Mijn uitdaging in dit vak ligt vooral in het onderzoeken, analyseren en uitproberen van stijlen, vormen en genres. Hoe boeien wij een publiek? Waar ligt de grens? Wat maakt dat iemand geraakt is, geamuseerd, getroffen of verveeld is? Wat wil ik bereiken en hoe doe ik dat? Om het populair te zeggen: Wat is mijn doelgroep en waar ligt het potentiële ''zap-moment''? Mijn ''ijdelheid'' ligt in het verlangen naar antwoord, niet in het vergankelijke applaus. Mijn ''ijdelheid'' ligt in het slagen van de stelling. Iedere avond weer. Iedere zaal, ieder stad, ieder jaargetijde. Het succes ligt verscholen in het antwoord niet in de persoonlijke glorie!

 

Daarom ook deze discussie. Toeschouwer leer mij, zodat ik keuzes kan maken!

 

Na deze productie stap ik terug in het volksvermaak dat musical heet! Molière heb ik geregisseerd en hoop ik zeker ook nog te spelen...of tref ik het nu teveel met mezelf?

 

Vriendelijke groeten,

Jon van Eerd

 

PS

Omdat ik schrijf over "amateuristische arrogantie" vroeg jij of er ook professionele arrogantie bestond. ''Amateuristische arrogantie'' is in dit geval natuurlijk niet een arrogantie die amateuristisch is, maar "een arrogantie des amateurs". Het zijn de amateurs die het hoogste woord plegen te hebben. Laat het duidelijk zijn dat het een stelling was die ten doel had te prikkelen. Hij behoort tot het rijtje ''quasi'' en ''betweter''.

 

 

11/1/2005

 

Beste Jon,

je spreekt me aan op de 'gekende blik'. Dat is inderdaad de Achilleshiel van iedere toneelverslaggever. 'Alles schon da-gewesen' schrijven onze Oosterburen dan. Als er een blik is die ik wil vermijden, dan is het die gekende blik. Je mag me geloven of niet, maar ik ga iedere keer weer in een zaal zitten met de blik van een verliefde kijker die verrast wil worden. Je hebt een punt als je schrijft over mijn kwaadheid, en vooral over de 'onwaardige manier' waarop ik die kwaadheid heb geuit. Ik betrapte me na afloop van jullie voorstelling op een soort Oudtestamentische woede over de omgang met het fenomeen klucht. Ik krijg rode vlekken in mijn nek van over-the-top-toneelspelen, illustreren, rode tulpen rood verven. In mij woelt dan een diep verlangen naar MET MINDER, MEER BEREIKEN, noem het subtiliteit, nuance. Bestaat er geen nuance in de klucht, sodemieter toch op! Hanteren jullie een stijl die een synthese beoogt tussen  MONTHY PYTHON en FAWLTY TOWERS, ga toch weg! Het kan zijn dat jullie, of jij, dat nastreven, IK heb dat streven in ieder geval niet gezien of meegemaakt. Er is iets merkwaardigs in de relatie tussen toneelspelers en toneelverslaggevers, een krachtlijn die bij mij vooral wordt aangesproken als er materiaal wordt gespeeld waar ik van hou: bevalt de toon en de stijl me niet, dan ga ik als toneelverslaggever terugschelden op dezelfde toonhoogte als waarop ik als toeschouwer ben toegesproken. Ik voel me beledigd. En ik voel me verplicht de lezers ook te melden, dat de mij omringende toeschouwers het massaal met me oneens zijn. Maar dat gevoel van beledigd zijn, kan ik niet onderdrukken. Er bestaat zeker een GEMAKKELIJKE toon in deze discussie. Die gaat zo: joh, Jon, de meest respectabele critici van de meest respectabele kranten zijn het massaal met elkaar eens: zo moet de klucht DE TANTE VAN CHARLIE gespeeld worden. Is er een dissonant in het koor van applaudiseerders, laat toch zitten, what the hell, hij is in de minderheid, jij hebt volle zalen. Ik ga niet over DIE toon. Had helemaal niks gelezen van de collega's, toen ik over jullie voorstelling schreef. Schreef vanuit mezelf. En misschien over-the-top (betrapt op ijdelheid, hoezo ijdelheid). Het publiek stapt altijd over die verwaarloosde bruggenhoofden heen, daar hoeven jij en ik ons geen zorgen over te maken. De uitdaging blijft dezelfde: onderzoek, uitproberen, stijl, genres, grenzen, amusement, bereik? Jouw uitdaging. De mijne: wat willen ze, wat proberen ze, welke stijl hanteren ze, langs welke grenzen van welk genre glijden ze, amuseren ze mij, amuseren ze het publiek, welk publiek bereiken ze? Ik heb mezelf veroordeeld tot het bestaan van een Einzelganger. Blijf jij dat vooral ook. Vriendelijke groet Loek Zonneveld PS  Een woord dat ik koester, een ander woord voor amateurs, is 'dilettant' - volgens Van Dale: iemand die een kunstvorm - of iets anders - beoefent als liefhebber. LIEFHEBBER, zit in dat woord iets dat ons bindt? Discussie vooralsnog vooral niet gesloten. Tot later!

 

 

11/1/2005

 

Beste Loek,

Ik ben twee dagen in het zuiden rozen aan het verven. Ik kom zeker terug.

Groeten Jon

 

13/1/2005

 

Beste Loek,

Terug van rozen verven...

Als ik spreek over de ''gekende blik'' dan bedoel ik daarmee een blik die meer heeft gezien en een gedegen kennis van zaken heeft. Dat wil dan voor mij zeggen: een blik die eerder door ervaring gespeend een genuanceerde mening kan helpen vormen. In tegenstelling tot een ''leken-blik" die emotioneel op haar doel afgaat. Ik bedoelde zeker niet dat jouw blik er een zou zijn die blasé in een theaterstoel gaat zitten kijken, die gewend is aan kaviaar en die je met een lekkere haring niet meer tevreden kan stellen. De professionele blik kun je niet uitschakelen. Het is onzin om te denken dat je altijd blank gaat zitten kijken. En dat is maar goed ook. Want daarin ligt de waarde van de mening verscholen.

Het is om deze gekende blik van jou, die ik al jaren volg en hoogst waardeer dat ik mij heb laten verleiden tot een reactie op een recensie überhaupt. Mij bewust van die doodlopende weg heb ik dat tot nu toe ook nog nooit gedaan.

Je schrijft dat je pas na mijn mail bent gaan kijken wat de andere recensies waren. Neem nou van mij eindelijk eens aan dat dát er voor mij niet toe deed. Dat was niet waarom ik je schreef. Ik wil best einzelgänger blijven. Ik ben niet op zoek naar bevestiging, maar naar uitdaging!

Natuurlijk is er in de groep een heftige discussie ontstaan. Ook sprak ik toevallig Annet Malherbe over wier productie je in dezelfde "Groene" een beschouwing hebt gespreven. Het is een nimmer aflatende discussie onder acteurs! En we zijn allemaal gefrustreerde ego's. Natuurlijk is iedereen trots en blij als er een mooie recensie is, en natuurlijk is iedereen recalcitrant als er een vervelende is!

In de gangen van de Maastrichtse schouwburg sprak ik met een van onze spelers over onze discussie. Het woord schouwburgdirecteur viel, toen daar net Jacques Giessen aan kwam lopen en vroeg of wij over hem stonden te roddelen. Wij vroegen hem op de man af of voor hem slechte recensies een rede zijn om een voorstelling niet te boeken. "Vanzelfsprekend!", zei hij.

Dat wil dan dus zeggen, beste Loek, dat je de brug onder de voeten van een publiek wegslaat. Ze kunnen niet eens meer komen kijken.

Let wel! Dit is geen pleidooi, geen smeekbede om nooit meer een productie slecht te mogen vinden, maar wees je bewust van je macht en de impact. En wees je bewust van het feit dat als je de boosheid van jouw persoonlijke smaak laat voorgaan, er heel wat aan de hand is. Wij maken de voorstelling niet opzettelijk slecht voor jou om jou te tarten! Wij maken hem goed om de mensen de amuseren! Acteurs zijn weliswaar de mensen die een vuurtje stoken, en jij mag hem met deken, blusschuim en spuit aanvallen. Maar als er een bodem voor is (in ons geval toevallig zalen vol) mag je hem niet doven. Dit wereldje is dermate klein dat je er altijd op aangesproken wordt als er zo hard over je geschreven wordt.

Naar aanleiding van een voorstelling schreef Patrick vd Hanenberg ooit over mij: "...hij loopt houterig over het toneel en lijkt niet te weten welke kant hij op moet." Diezelfde dag (dus ze hadden elkaars werk niet gelezen) schreef Henk van Gelder: "...hij beweegt zich met grote souplesse en gaat doelgericht en markant op zijn doel af." Ik kan met die twee tegenstellingen de boel proberen te relativeren. En toch lukt dat lang niet altijd. Een lezer leest er maar één en die ene neemt hij voor waar aan. Alleen de vakmensen vergelijken de recensies!

Feit blijft dat ik je professionele mening waardeer. Zoals ik overigens iedereen serieus neem die naar mijn voorstelling komt kijken. En als daar dan iemand tussen zit die er he-le-maal gek van wordt. Dan wil ik graag weten waarom. Zoals ik al zei: niet de glorie is het streven, maar het antwoord. De ''ijdelheid'' ligt in het verlangen naar dat antwoord en niet in het vergankelijke applaus.

Als iemand tegen mij zegt: "Je bent een lul!" Dan kan ik alleen maar denken: "Ja, dat zal wel... lul jij maar door." Als iemand tegen mij zegt: "Jij bent een lul omdat je dat vrouwtje niet helpt oversteken." Dan kan ik in ieder geval denken: "Ja, da's waar...hij heeft gelijk" OF ik kan denken: "Ja, dat kan jij wel zeggen, maar mijn moeder is net dood en ik heb wel wat anders aan mijn hoofd." Dan kan ik het in ieder geval voor mijzelf rechtvaardigen! Als ik me moet blijven afvragen waarom ik een lul ben frustreert dat alleen maar.

 

Tot slot kom ik toch nog in de verleiding een verdedigend woord te spreken voor wat betreft onze voorstelling (En dat is ook het interessante aan een discussie tussen vakidioten). Rode tulpen rood verven is inderdaad ons streven. Ik ga ervan uit dat het fantastisch is om die tulp nog roder te maken dan hij is! En steeds weer opnieuw. En dan plotseling, onverwachts, geef je de zaal het idee dat hij misschien toch wel eens geel zou kunnen worden, en dan wordt hij tóch rood! De euforie van die reactie, opluchting, bevestiging, opwinding van het publiek is wat je om je heen hoort als je in de zaal zit. Dat is zeker niet voor iedereen spannend, dat geef ik toe. Maar er zijn heel veel mensen die er van houden: "Kijk uit! Achter je!" Een kinderlijke opwinding voor de duur van een avond! Volksvermaak op zijn best. Een dramaturgisch streven naar een onderzoek waar de lach niet ligt is inderdaad niet onze keuze geweest. Als Maarten Wansink mij aan het einde van de voorstelling vraagt te trouwen: " Donna Lucia, ik heb me aan mijn woord gehouden, doet u dat ook?" Dan hoor je in de stilte die valt iedereen lachend fluisteren 'Nee, dat doet hij niet!' Als ik die gedachte bevestig met: "Nou, dat weet ik nog niet zo zeker, hoor". Krijgt dat een lach!

Men lacht om wat men dacht!

Groetjes Jon

 

 

16/1/2005

 

Ha Jon,

jij rozen verven in het zuiden, ik melancholisch in het hoge noorden - net terug van enkele doorlopen en repetities van een voorstelling over melancholie voor kinderen van 8 tot 12 jaar, door twee acteurs, een cellist, een danseres en een zangeres. Ik kijk over de schouder van de (jonge) regisseur mee en geef commentaar. Een paar dagen Groningen - altijd een diep genot. Maar dat terzijde. Je vraagt of ik me bewust ben van mijn macht en mijn impact. Of liever: je raad me aan me daarvan bewust te zijn. Jon, ik kan dat niet. Als ik dat ga doen, krijg ik geen letter meer op papier. Daar gaat verder niemand aan dood - ik al helemaal niet - maar het is wel een feit. Je bewandelt in je brief van 13 januari het klassieke  pad dat leidt tot het misverstand dat een kritikus macht zou hebben. Ik kan krachteloos roepen dat ik die macht helemaal niet WIL, waarop jij kan zeggen: dan moet je geen kritieken schrijven. Discussie gesloten. Wil jij helemaal niet, en zo ligt het voor mij ook niet. Ik ben - in dat deel van mijn arbeidszame leven waarin ik als journalist opereer - altijd onafhankelijk geweest, nooit ergens vast (ook niet bij de Groene, mentaal wel, maar contractueel niet, dat kunnen ze zich daar niet eens permitteren). De Groene is in alle opzichten een kiezelsteen in de vijver van de publieke opinie. Het grappige is dat je met kiezelstenen wel iets kunt BOUWEN in de relatie tot een publiek, maar zelden iets kunt VERNIELEN. Omdat mijn schrijfpodium een onafhankelijk podium is - ik heb nooit haast, ik ga nooit (of zelden) naar premieres - kan ik me een overwogen opinie veroorloven. Dat is niet noodzakelijkerwijs een opinie die de makers prettig vinden, of een opinie die klopt, of een opinie die waardig is, daarover hebben we al veel geschreven, allebei. Het verschijnsel MACHT voel ik daarin echter niet. Is dat naief? Kan. In het kader van de macht van het getal geloof ik daar geen pest van. In de door jou geciteerde dialoog met de Maastrichtse schouwburgdirecteur, Jacques Giessen, sla je een rare snaar aan. Of liever: Jacques slaat een rare snaar aan. Slechte recensies een reden om een voorstelling niet te boeken?! Kom nou toch! Of anders: leer mij iets wat ik nog niet weet! Jacques heeft jouw/jullie TANTE VAN CHARLIE toch allang geboekt. Jacques is slim. Hij kent de salami-techniek van programmeren, hij kent zijn Maastrichtse Pappenheimers, hij programmeert de kinderlijke opwinding voor de duur van een avond naast de risico's van het weglopende publiek bij een voorstelling die niet mikt op de gulle lach. Als de kwaliteitsdagbladen jubelend over jullie onderneming schrijven, en een klein weekblad schrijft in een andere toonsoort, gaat hij de voorstelling toch niet NIET boeken?! Ik ben met mijn afwijkende mening ook niet bezig om een publieksvuur voor een produktie te DOVEN. In een eerdere brief omschreef ik - citerend een toneelmaker - de verhouding van de toneelmaker tot de toneelverslaggever in de volgende termen: 'WIJ MAKEN EEN FIK, JULLIE VERSLAAN DIE FIK'. Verslaan van een fik gaat niet over dekens, blusschuim en spuiten. Juist niet. Verslaan gaat over verslaan. Over de objectiviteit of de subjectiviteit van dat verslaan gaat onze discussie - en die is boeiend - wat is daarin wel en wat is daarin eventueel  niet geoorloofd. Over die rode tulpen rood verven - als doelstelling - daar kom ik nog op terug. Want we zijn nog niet uitgesproken. Ik feliciteer jou en jullie ploeg overigens van harte met de nominatie voor de NRC-publieksprijs! Groet Loek

 

 

18/1/2005

PS. Ik citeer je letterlijk: 'Rode tulpen rood verven is inderdaad ons streven. Ik ga ervan uit dat het fantastisch is om die tulp nog roder te maken dan hij is. En steeds opnieuw. En dan plotseling, onverwachts, geef je de zaal het idee dat hij misschien toch wel eens geel zou kunnen worden, en dan wordt hij toch rood! De euforie van die reactie, opluchting, bevestiging, opwinding van het publiek is wat je om je heen hoort als je in de zaal zit. Dat is zeker niet voor iedereen spannend, dat geef ik toe. Maar er zijn veel mensen die ervan houden: KIJK UIT! ACHTER JE! Een kinderlijke opwinding voor de duur van een avond! Volksvermaak op zijn best.' Einde citaat. Ik lees en herlees deze passage. Ik ga een tijd helemaal met je mee. En vrij snel houdt mijn euforie op. Dat gebeurde ook die avond in Amstelveen. Misschien is dat onze onontkoombare waterscheiding. En misschien is dat gewoon: smaak. Ik haat die tekst: SMAKEN VERSCHILLEN, ja, ammehoelah! Laten we het over smaak HEBBEN! En soms gaat dat niet, of niet meer. Ik ben, in een cultureel primitieve, omgeving opgevoed met de basiswet van de poppenkast: JAN KLAASSEN, KIJK UIT, ACHTER JE! En ik ben nog altijd dol op die wet, een basisregel van de komedie. Misschien, ik weet het niet zeker, en over GELIJK in deze kwesties ga ik niet (jij ook niet, lees ik herhaaldelijk) is een sleutelwoord wel EUFORIE. Waar het vandaan komt weet ik werkelijk niet, maar ik krijg rode vlekken in mijn nek ('vapeurekes' zeggen de Vlamingen) als de vrolijkheid euforisch wordt. Ik hou ervan als de vrolijkheid - het duiken in  een handlauw bad - GEVAARLIJK wordt. En mogelijk is dat het moment waarop je begint te zoeken waar de lach NIET ligt. Het moment waarop je de lach probeert te vermijden. Het gebied waarin je zoekt naar waar de lach pijnlijk wordt. En zie daar: misschien is dat het territorium van mijn grote ONGELIJK. Dan moet ik niet bij kluchten zijn. Of is het mijn achilleshiel? En jouw grote gelijk van de rood geverfde tulpen? Wellicht zoek ik de in de knop gebroken lach. Of de pijn van de lach - de pijn van Orgon's vrouw die bijna met Tartuffe gaat neuken, en ondertussen op de tafel ramt om Orgon die vrijpartij te doen stoppen. Malvolio die in Shakespeare's DRIEKONINGENAVOND bereid is heel ver te gaan, om te voldoen aan wensen van zijn werkgeefster, terwijl die wensen zijn verzonnen door Malvolio's grootste vijanden. Op welke lach zijn we uit? De daverende lach van het voyeurisme? De grimlach van de pijn. Of de uitgestelde lach? Groet Loek

 

 

18/1/2005

 

Beste Loek,

Met het spelen van de klucht staat ons een bepaald doel voor ogen. De weg naar dat doel behelst alleen 'het onderzoek' daar waar het van belang wordt het beoogde effect te analyseren om het te bereiken. En ook bij de klucht kan dat divers zijn. Er zijn immers zoveel verschillende soorten kluchten. En ze zijn immers al zovele eeuwen oud. De kluchten die John Lanting speelde waren bijna uitsluitend die van Ray Cooney. Britse, preutse en seksistische humor uit de zestiger en zeventiger jaren. Kirrende meisjes en verdachte homseksualiteit. Hilarisch!

Voor sommigen! Aangezien dit is wat de meeste mensen in ons land nu kennen als 'de klucht' hebben we nogal een erfenis weg te spelen. Klappende deuren en (virtuoos) gebruik van mise-en-scène-achtige choreografie waren daar ook onderdeel van. Helaas niks Molière!

Wie weet nog dat de deuren wellicht een erfenis zijn van het kamerscherm in 'The School for Scandal' of de persoonsverwarring uit 'She Stoops to Conquer'. Of waren dat slechts komedies met 'kluchtige' episodes? Was het dan toch Plautus? Waar zetten we de vraagtekens bij het woord 'klucht'? Maakt het iets uit?

Het is een goed proefschrift waard. Want waar houdt de clown op en krijgt hij zijn traan. Waar raakt die traan oprecht, en waar wordt het Vader Abraham?

In de negentiende eeuw was het 'uithuwelijken van kinderen door hun ouders misschien nog een thema in 'Charlie's Aunt', (edoch) het merendeel zal ook toen hebben moeten lachen om die malle man in die jurk. De traan, of de bittere lach is in onze productie bijna nihil, dat geef ik grif toe. Het was ook niet ons doel. Ik heb in mijn herschrijving van het stuk weliswaar voor een deel medeleven willen creëren. Maar dat medeleven uit zich in een lach. Ik voel dat men te doen heeft met die arme man, die eigenlijk zo graag bij zijn geliefde wil zijn, en die doodmoe wordt en het maar niet goed kan doen. Men wordt, samen met de butler, doodmoe van het web waarin hij zich vastdraait. Daarin lag voor mij ook de meerwaarde van het stuk. De mensen op het toneel nemen razendsnel beslissingen waar het publiek het misschien niet mee eens is, maar waar ze in mee moeten gaan willen ze de situatie blijven overzien. Onze taak is dat ze blijven meegaan, en ons niet ergens achterlaten.

Maar 'de gebroken lach' zoals jij hem zo prachtig noemt is inderdaad niet aanwezig. Wel ouderwetse rechtvaardigheid. Rechtvaardigheid in de ogen van het volk: de enige echte onredelijke vrek (Maarten Wansink) blijft alleen achter.

Ligt de 'pijn van de lach' niet meer in wat de Engelsen zo mooi 'irony' noemen? Niet te verwarren met het Nederlandse 'ironie' is dit veeleer het onderdeel in een komedie dat de komedie diepere waarde kan geven. Aristoteles zei: "...de ironische stijl kan dienst doen in de meest fantastische omstandigheden, en kan de meest oprechte gedachtes, en vanzelfsprekende waarheden, ridiculiseren. Als je de pompeuze lofrede weet te larderen met absurde uitdrukkingen of ambigue woorden (...)"

Dat zul je in onze productie niet echt aantreffen. Of wel...? Het publiek hecht grote waarde aan een absurd geloof. De butler gaat zo ver in het uitbeelden van die vrouw dat het bijna een onmogelijkheid wordt. Maar nee, ze omarmen het.

Misschien is die 'gebroken lach' wel een van de sleutels tot het mysterie van de vraag wat de kunst tot Kunst maakt.

Maar zijn het de werklui in een 'Midzomernachtdroom' die deze gebroken lach moeten creëren, of is het de absurde confrontatie van de geliefden in het woud? Zijn de werklui er niet bijgehaald om een, weliswaar briljante, hilarische spiegeling te maken met de trivialiteiten van het leven waar het hof zich mee bezig lijkt te houden? Pure humor om het effect? Of alleen maar een gewaagde kritiek op het Engelse hof van die tijd? Nee, dat zal zeker niet... Het feit dat hierover gediscussieerd kan worden bewijst alleen al de K in de kunst. 'Whatever that may be...' Voor de een is dat Annie M.G. en voor de ander is dat Chaucer...

En hoewel ik de laatste zal zijn die wil bewijzen dat wij met Kunst bezig zijn heb je me toch uitgedaagd. Als je me persoonlijk zou kennen zou je weten dat ik het alleen maar als boeiend ervaar om iemand boos te zien. Het laatste wat ik wil doen is de meest voor de hand liggende weg bewandelen. Ik heb geprobeerd een brug te slaan tussen het 'oude' John Lanting publiek en een nieuwe generatie.

Naar mijn mening is dat aardig gelukt. Als er dan iemand in de zaal zit die het met me oneens is dan wil ik alleen maar weten, weten, weten. Weten waarom? Weten wat? Weten hoe dan? Niet dat ik mij daaraan wil aanpassen, want het is gelukkig maar een enkeling. Zo ben ik nou ook wel weer. Maar het fenomeen is mij te boeiend en het leven is te kort! Graag praten en bekvechten over dit vak. Daar ben ik bezeten genoeg voor. Kouwer zou er een flinke taak aan hebben.

Het was je toon die ons heeft gekrenkt. Als iemand mij van zelfingenomenheid beschuldigd wil ik graag weten waarom, en dan wil ik ook de mogelijkheid krijgen mij te verweren. Het klinkt misschien raar, maar ik hoop dat ik in de toekomst die enkeling boos blijf maken. Dan blijven we alert en dan zijn we in ieder geval geen unanieme vanzelfsprekendheid.

En misschien is dat wel ijdel inderdaad.

 

Groet Jon

 

 

 

En toen bleef het stil… 

Op 3 augustus 2018 overleed Loek Zonneveld op 70-jarige leeftijd. In het vak werd hij in het algemeen gezien als een kenner en een theaterfanaticus. De discussie eindigde helaas nogal abrupt. Ik heb hem nooit meer kunnen zeggen dat ijdelheid en vooringenomenheid geen vruchtbare basis is voor daadwerkelijke liefde voor het vak.

 

 

Nieuwe John Lanting?

Toneel: De tante van Charlie van Brandon Thomas

Loek Zonneveld

7 januari 2005 – verschenen in nr. 1

 

Het zal zo'n twintig jaar geleden zijn. In een Londense buitenwijk zag ik een familiematinee van Charley's Aunt. Dat stuk werd geschreven door Brandon Thomas (1856-1914), wereldpremière op 21 december 1892 (Londen). Het wordt sindsdien beschouwd als de «moeder aller kluchten», vertaald in 22 talen, waaronder Chinees, Esperanto, Russisch en Zulu. Thomas heeft een twaalftal kluchten geschreven, dit is het enige stuk dat hem heeft overleefd. Twee Britse college-studenten willen een erotische afspraak met twee meisjes, ze hebben een chaperonne nodig, dat wordt de tante van een van hen, die komt niet opdagen, de twee jongemannen dwingen hun butler om voor tante te spelen, waarna de échte tante alsnog komt opdagen. Zoiets.

De butler/tante werd in die uitverkochte Londense matinee indertijd gespeeld door John Inman, beter bekend als de warenhuisverkoper op de herenafdeling, Mister Humphries, in de serie Are You Being Served?, de nicht-als-een-kathedraal met het huppelloopje en een fietsenstalling in zijn bovengebit. Vanaf zijn eerste opkomst nam Inman de zaal voor zich in, met een subtiele timing, weergaloze improvisaties en dezelfde «foute» flikkergrappen waarmee hij zijn medespelers in de televisieserie tartte. Hij was de ster van de middag, maar hij liet zijn medespelers alle ruimte, voor hogeschool-ensemblespel, Engelse comedy op zijn best. Koos Terpstra heeft de klucht in zijn Rotterdamse jaren (bij het RO-Theater) nog eens doen herleven in een nieuwe vertaling (van Harm Edens), onderdeel van een kluchtenproject, waar ook Arsenicum en oude kant deel van uitmaakte. Nu staat De tante van Charlie weer op het Nederlandse repertoire, een productie van Albert Verlinde en Roel Vente (V&V Produkties), hier vooral een podium voor Jon van Eerd, de gedoodverfde opvolger van de vader aller kluchtspelers, John Lanting (Theater van de Lach). Ik ben gaan kijken in Amstelveen. Volle bak, publiek ging ervoor vanaf moment één, bulderende lachsalvo’s.

Als toneelkijker ben ik dol op kluchten. Het onderscheid tussen kluchten en komedies heb ik nooit begrepen. Vóór de Franse uitvinder van de burgerlijke klucht&komedie, Molière, het hogeschoolwerk van zijn scherpe Parijse komedies kon aanpakken, heeft hij zich in de Franse provincie veertien jaar lang «warm» gelopen met het schrijven en spelen van korte kluchten. Onze eigen Gerbrandt Adriaanszoon Bredero: hetzelfde verhaal. Het handwerk leerde hij in De klucht van de koe en De klucht van de molenaar, waarin hij de basis legde voor prachtige komedies als De Spaansche Brabander en Moortje. Die basis is steeds situatie-humor: er wordt een krankzinnige machinerie aan omstandigheden gecreeerd, waaruit de personages zich moeten zien te redden. De klucht en de komedie scharnieren om de geur (wat heet: de stank) van publieksvoyeurisme, in combinatie met subtiliteit en timing in de uitvoering.

Ik heb naar deze voorstelling van De tante van Charlie zitten kijken als een koe naar haar eerste blikseminslag. Vooropgesteld: het voyeurisme is volop aanwezig. Daar scoor je goed mee, in Amstelveen (en elders). Maar subtiliteit en timing, ho maar! Die Jon van Eerd is een ongeleid zagende Black&Decker die een container bielzen klieft. En wát heeft die jongen het met zijn quasi-gevoel-voor-humor, én met zichzélf, enorm getroffen zeg! Met zijn ijdeltuiterij blaast hij iedereen van de speelvloer. Niet zó moeilijk trouwens – zijn jonge tegenspelers bieden hem geen enkele partij, de ouderen (zoals Huib Rooymans) vervallen in een tenenkrommende kwadratuur van de karikatuur. Met als enige uitzondering de vader van de twee opgejaagde trutjes, Maarten Wansink. En wie heeft in vredesnaam de actrice Pamela Teves, u weet wel, die ziekenhuisdirectrice uit Onderweg naar morgen, ooit wijsgemaakt dat ze kan acteren? Schrale troost: het Amstelveense publiek gaf me massaal, maar dan ook echt massaal ongelijk. Hun avond kon niet meer kapot. Ik wilde me na afloop voor de sneltram naar Amsterdam CS werpen.

Net op tijd dacht ik aan John Inman.

De tante van Charlie van Brandon Thomas is nog tot eind februari 2005 overal in het land te zien. Inlichtingen: www.v&ventertainment.nl

bottom of page